16 april 2013
Proeftijdbedingen komen veel voor in arbeidsovereenkomsten. Tijdens deze proeftijd kan zowel de werknemer als werkgever de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang de arbeidsovereenkomst opzeggen en dus beëindigen. Op grond van de wet moet de proeftijd schriftelijk overeen worden gekomen en de proeftijd mag niet langer zijn dan twee maanden. In het onderhavige geval komt de kantonrechter (voorzieningenrechter) tot de conclusie dat een proeftijdbeding, dat pas na aanvang van de werkzaamheden schriftelijk is opgesteld, geldig is, mits het beding voor of kort na aanvang van de feitelijke werkzaamheden mondeling is overeengekomen.
Casus
Een werknemer verricht vanaf 1 juli 2012 werkzaamheden als salesmanager en op 24 augustus 2012 ondertekent de werknemer een arbeidsovereenkomst waarin staat dat hij per 1 juli 2012 voor de duur van zes maanden in dienst treedt met een proeftijd van twee maanden.
Op 27 augustus 2012 deelt de werkgever mee dat hij het dienstverband wil beëindigen binnen de overeengekomen proeftijd. De salesmanager begint een gerechtelijke procedure, waarin hij nakoming vordert van de arbeidsovereenkomst en hij stelt dat geen rechtsgeldig proeftijdbeding is overeengekomen.
Oordeel kantonrechter
Vast staat volgens de kantonrechter dat de arbeidsovereenkomst pas nadat de werknemer met de werkzaamheden is begonnen, schriftelijk is overeengekomen. Dit houdt echter volgens de kantonrechter niet in dat geen proeftijd overeengekomen kan zijn. De eis van het schriftelijk overeenkomen van de proeftijd staat in de wet, maar tevens staat in de wet (in een ander artikel) dat de proeftijd bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst dient te worden overeengekomen. Deze eis slaat echter niet terug op het schriftelijkheidsvereiste volgens de kantonrechter, zodat de proeftijd ook na het mondeling aangaan van de arbeidsovereenkomst op schrift mag worden gesteld. Voor de rechtsbescherming en rechtszekerheid is het wel wenselijk dat een proeftijdbeding voor of kort na aanvang van de feitelijke werkzaamheden wordt overeengekomen. Hierbij ligt het op de weg van de werkgever om te bewijzen dat bij aanvang van de werkzaamheden mondelinge overeenstemming bestond over een proeftijd. In het onderhavige geval is daar niets van gebleken, zodat de kantonrechter de (loon)vordering van de werknemer toewijst.
Juridische tip
Het zal geen verbazing wekken dat het aantonen/bewijzen van een mondeling overeengekomen proeftijd door een werkgever lastig zal worden, indien de werknemer een en ander ontkent. Het is derhalve raadzaam om een proeftijdbeding altijd voor of in ieder geval kort nadat de werkzaamheden zijn aangevangen, schriftelijk overeen te komen. Heeft u vragen over een proeftijdbeding of over iets anders arbeidsrechtelijks, neem dan gerust contact met ons op.
Joost Hofman