Vrijheid van meningsuiting
Hoewel de uitspraken rondom corona praktisch zijn opgedroogd, komt deze kwestie af en toe nog aan de orde. In de volgende zaak speelde de vraag of het de werknemer vrij stond zich te beklagen over het coronabeleid. Met andere woorden: was er al dan niet sprake van een recht op de vrijheid van meningsuiting?
Het gaat in deze zaak over een werknemer, die lid was van de directieraad. Met zijn acties stelde hij op te willen komen voor het algemeen belang. Wat waren zijn acties? Sinds 2020 was er een protocol wat bepaalde dat toestemming gevraagd moest worden voor (intercontinentale) dienstreizen. Daar had deze werknemer geen boodschap aan. Ook speelde mee, dat hij regelmatig klanten en collega’s benaderde om met hen in discussie te gaan over het coronavirus. Aan Eerste Kamerleden werden via e-mail berichten verstuurd, waarbij hij hen aansprakelijk stelde voor het falende coronabeleid, stellend dat sprake was van een ‘Fake Pandemic’ en dat het gebruik van PCR-testen een misdaad was. Hoe ver reikt het recht op vrijheid van meningsuiting dan?
Werknemer werd op non-actief gesteld nadat hij de Vice President van een Canadese klant een e-mail had verstuurd over het aldaar geldende vaccinatiebeleid en hem ‘complicit to the crime’ noemde. Daarop heeft de werkgever de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden, welk verzoek werd gehonoreerd met toekenning van de transitievergoeding van zo’n € 250K bruto. De werknemer ging daarna in hoger beroep, omdat hij van mening was, dat de werkgever ernstig verwijtbaar had gehandeld op grond waarvan hij nog eens een vergoeding billijk achtte van ruim € 3,5 miljoen. Dat verzoek werd afgewezen.
Het recht op vrijheid van meningsuiting is beschermd, maar niet absoluut. Het Gerechtshof oordeelde dat de werknemer vanuit een niet-zakelijke maar persoonlijke overtuiging had gehandeld en dat het aannemelijk was dat de werkgever reputatieschade had opgelopen. Bij de beoordeling of de vrijheid van meningsuiting ingeperkt kan worden in arbeidsrechtelijke zaken, moet goed gekeken worden naar:
(1) de aard van de meningsuiting;
(2) de motieven van de werknemer;
(3) de zwaarte van de opgelegde sanctie; en
(4) de schade die de werkgever lijdt.
In deze zaak werd de toonzetting en de wijze waarop deze werknemer via zijn zakelijke e-mail zijn mening heeft geuit aan de leden van de Eerste Kamer onacceptabel geacht.
Vrijheid van meningsuiting is een recht, maar kan in bepaalde gevallen niet altijd prevaleren. Heeft u een vraag over een soortgelijke kwestie? Neem dan gerust even contact met mij op!
mr J. (Hanneke) van Haarlem Van Zinnicq Bergmann Advocaten
Advocaat Arbeidsrecht ‘s-Hertogenbosch
RECENTE BLOGS
Wat als de beloofde actieradius van een elektrische auto tegenvalt?
Tips voor werkgevers en werknemers die te maken hebben met een faillissement
De mondelinge arbeidsovereenkomst: wat kan er misgaan?
Overgang van onderneming: wat betekent het en wat zijn de rechten en plichten voor werkgever en werknemer?
Ontruiming woonruimte: huurachterstand
CATEGORIEËN
Algemeen juridischArbeidsrecht
Contractenrecht
Overig juridisch
Personen en familierecht
Procesrecht