28 januari 2020
Wanneer een werknemer ziek wordt, is de werknemer verplicht gedurende maximaal 2 jaar door te betalen (eventueel een jaar langer, wanneer UWV oordeelt dat de werkgever niet aan de re-integratieverplichtingen voldaan heeft). In die tijd geldt ook een opzegverbod. Het zou dan voor de hand liggen, dat wanneer een zieke werknemer niet meer terug lijkt te keren, de arbeidsovereenkomst beëindigd wordt. Tot voor kort werkten veel werkgevers daaraan niet mee, want dat zou betekenen, dat zij ook een transitievergoeding verschuldigd zouden zijn. Veel zieke werknemers, die zo’n beëindiging verzochten, kregen nul op rekest.
Kritiek
Dat werkgevers op een dergelijke manier konden voorkomen dat er een transitievergoeding aan de werknemer betaald diende te worden stuitte op veel kritiek aan de zijde van de werknemers en organisaties die hun belangen behartigden. De wetgever wilde deze weigerachtige werkgevers tegemoet komen en introduceerde de ‘Wet compensatie transitievergoeding’, waar ik al eerder over schreef. Hiermee wordt de transitievergoeding die verschuldigd is.
In strijd met goed werkgeverschap
Toch heeft de wet compensatie transitievergoeding vooralsnog niet de beoogde werking gehad. Nog steeds werden er slapende dienstverbanden in stand gehouden door de werkgevers. Zo ook bij een fabriek waar men kalkzandsteen produceert in Limburg. Een 56-jarige werknemer is sinds 2016 uitgevallen en krijgt sinds 2018 een arbeidsongeschiktheidsuitkering nadat de twee ziektejaren zijn afgelopen. Het dienstverband wordt op dat moment slapend voortgezet en de werkgever heeft meerdere malen geweigerd om de arbeidsovereenkomst te beëindigen onder toekenning van de transitievergoeding. Hierop is de werknemer naar de rechter gegaan en heeft gevorderd dat de werknemer het dienstverband dient te beëindigen in het kader van goed werkgeverschap.
Oordeel van de Hoge Raad
De rechtbank besloot de vraag voor te leggen aan de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde recent, dat in kader van ‘goed werkgeverschap’ de werkgever gehouden is om in te stemmen met een voorstel van de werknemer om de arbeidsovereenkomst te beëindigen onder toekenning van de transitievergoeding, tenzij de werkgever aantoonbare belangen heeft bij de voortzetting van de arbeidsovereenkomst, zoals de verwachting dat de werknemer op termijn kan re-integreren. Deze belangen dienen in ieder geval niet te liggen in het voorkomen van het betalen van een vergoeding. De Hoge Raad legde hieraan ten grondslag dat de bedoeling van de Wet compensatie transitievergoeding was om deze slapende dienstverbanden te beëindigen en de werkgever daarbij te compenseren in de kosten. De hoogte van de vergoeding moet daarbij minimaal gelijk zijn aan de transitievergoeding die verschuldigd zou zijn op de dag nadat het dienstverband beëindigd kan worden door het verloop van de twee ziektejaren. Er wordt dan niet naar de lengte van het dienstverband gekeken.
Door deze uitspraak verplicht de Hoge Raad werkgevers om slapende dienstverbanden te beëindigen en over te gaan tot betaling van de transitievergoeding. Verzoeken tot compensatie worden vanaf 1 april 2020 door UWV in behandeling genomen. De werkgever dient deze vergoeding dus voor te financieren alvorens zij gecompenseerd kan worden. Mocht dit een probleem voor de werkgever zijn dan kan de rechter beslissen dat de betaling in termijnen plaatsvindt of opgeschort wordt. De aanvraag voor deze compensatie kan echter pas plaatsvinden als de volledige vergoeding voldaan is. De werkgever zal hoe dan ook de vergoeding compleet moeten voorfinancieren.
mr J. (Hanneke) van Haarlem